Geschiedenis 1994 - 2001

Presentatie evaluatierapport in juli 1994, Gardeniers, Lodders en Brinkman.
Presentatie evaluatierapport in juli 1994, Gardeniers, Lodders en Brinkman.

Door de historische nederlaag bij de Tweede Kamerverkiezingen van mei 1994 belandde het CDA in de oppositiebanken. De ‘Paarse’ coalitie trad aan, die tot 2002 zou regeren. Enneüs Heerma werd de nieuwe fractievoorzitter in de Tweede Kamer als opvolger van Elco Brinkman, al zorgde deze keuze wel voor gefronste wenkbrauwen binnen de partijleiding. Gekozen werd voor een tweehoofdige leiding, waarbij het primaat voor de politiek bij Heerma lag en de verantwoordelijkheid voor de partij bij de nieuwe partijvoorzitter Hans Helgers.

Direct na de verkiezingen stelde het CDA twee commissies in. De commissie-Gardeniers onderzocht de verkiezingsnederlaag en het Strategisch Beraad richtte zich op de toekomst door een langetermijnvisie te ontwikkelen. Een periode van herbronning en herbezinning volgde, die door het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA werd gestimuleerd. Het Strategisch Beraad bracht in 1995, met Jan Peter Balkenende als secretaris, het rapport Nieuwe wegen, vaste waarden uit. Ook in financieel opzicht kreeg de partij de rekening gepresenteerd: de dure verkiezingscampagnes, de verminderde overheidssubsidies als gevolg van het geslonken aantal Kamerzetels en het teruglopend ledental leidden tot een financieel tekort over 1994 van een kwart miljoen gulden.

Met het evaluatierapport van de commissie-Gardeniers, dat voor organisatorische vernieuwing en meer ledeninvloed pleitte, én het rapport van het Strategisch Beraad begon de moeizame weg terug voor het CDA. Ook een aantal jongeren binnen de partij wilden een bijdrage leveren aan de partijvernieuwing. Onder de benaming ‘Confrontatie met de toekomst’ belegden zij in de jaren 1994-1998 meerdere veelbezochte bijeenkomsten, waar werd gesproken over de toekomst van de partij.

Onder leiding van de nieuwe politiek leider, Jaap de Hoop Scheffer, verloor het CDA bij de Tweede Kamerverkiezingen in 1998 opnieuw vijf zetels. Het CDA worstelde met zijn oppositierol en het gewenste politieke profiel. Alhoewel De Hoop Scheffer een felle oppositierol voorstond – hij was van plan het kabinet 'met het scherpe floret en desnoods met de moker' te gaan bewerken –, was de partijtop van mening dat het CDA ‘realistisch’ oppositie moest voeren.

Na de tweede verkiezingsnederlaag in 1998 werd Marnix van Rij partijvoorzitter. Hij gaf samen met een groep jongere leden leiding aan een vernieuwingsbeweging binnen het CDA. Van Rij richtte het ‘Centrum voor politiek, religie en spiritualiteit’ op, waarmee het CDA zich zou moeten ontwikkelen tot een ‘pluriformere en multiculturele’ partij. Hij moest in 2001 vervroegd aftreden vanwege een conflict met De Hoop Scheffer, de beoogd lijsttrekker voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2002. Het CDA stond er in de peilingen slecht voor en de positie van De Hoop Scheffer wankelde. Door persoonlijke ambities van Van Rij liep het conflict hoog op. Nadat beiden waren teruggetreden werd het tot dan toe vrij onbekende Tweede Kamerlid Jan Peter Balkenende als lijsttrekker aangewezen. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van mei 2002 leidde hij het CDA na acht jaar uit de ‘woestijn van de oppositie’ weer in de regering.

Foto van leden van het Strategisch Beraad voorafgaand aan de presentatie van het rapport Nieuwe wegen, vaste waarden: Balkenende, Fransen, Van Rij en Heerma
Voorafgaand aan de presentatie van het rapport Nieuwe wegen, vaste waarden: Balkenende, Andriessen, Helgers en Heerma.
Foto van De Hoop Scheffer, Schmelzer en zijn echtgenote en Van Rij, ter gelegenheid van de eerste Schmelzerlezing
De Hoop Scheffer en Van Rij nog samen bij de eerste Schmelzerlezing op 11 april 2001. Tussen hen in: Schmelzer en zijn echtgenote.