1994 - 2001

Geschiedenis

Door de historische nederlaag bij de Tweede Kamerverkiezingen van mei 1994 belandde het CDA in de oppositiebanken. De ‘Paarse’ coalitie trad aan, die tot 2002 zou regeren. Enneüs Heerma werd de nieuwe fractievoorzitter in de Tweede Kamer als opvolger van Elco Brinkman, al zorgde deze keuze wel voor gefronste wenkbrauwen binnen de partijleiding. Gekozen werd voor een tweehoofdige leiding, waarbij het primaat voor de politiek bij Heerma lag en de verantwoordelijkheid voor de partij bij de nieuwe partijvoorzitter Hans Helgers.

Verkiezingen en regering

Na het dramatische verlies bij de Tweede Kamerverkiezingen van mei 1994 stelde het CDA-bestuur een evaluatiecommissie in onder leiding van oud-minister Til Gardeniers-Berendsen. In haar kritische rapport kapittelde zij de partij vanwege de grote interne verdeeldheid en de kloof tussen top en basis. Het CDA had zich als een ‘zelfgenoegzame bestuurderspartij’ opgesteld. Het verwerven van macht was van middel tot doel geworden en had het interne debat gesmoord.

Programma's

Waar de verkiezingsprogramma’s in de jaren tachtig vooral voortbouwden op de voorgaande programma’s, brak het programma Wat echt telt (1994-1998) daarmee. Geen continuiteit van beleid, maar nieuwe keuzes. Het na-oorlogse tijdperk zou zijn afgesloten door de val van de Berlijnse muur, de economische opkomst van Aziatische landen als Zuid-Korea, Taiwan en Singapore, en het steeds groter wordende milieuprobleem. Het huis ‘moet rigoureus worden gerenoveerd’, aldus Jos van Gennip, de directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA (WI). Het besef brak door dat alleen bij verregaande herstructurering van de economie werk en welvaart verzekerd konden worden. Met 28.758 woorden was het programma ook aanzienlijk korter dan voorgaande programma’s. Er werden – zeer omstreden – voorstellen gedaan om het minimumloon te verlagen en de AOW te bevriezen. De commissie onder leiding van oud-minister Gerrit Braks legde een nog sterker accent dan voorgaande jaren op de rol van burgers en de creativiteit van de samenleving. Het programma was gebaseerd op het rapport Publieke gerechtigheid. Een christen-democratische visie op de rol van de overheid (1990) van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA (WI), waarin het begrip ‘verantwoordelijke samenleving’ verder was uitgewerkt.

Organisatie

Na de zware nederlaag bij de Tweede Kamerverkiezingen in mei 1994 stelde het partijbestuur een commissie in onder leiding van oud-minister Til Gardeniers om de oorzaken daarvan te onderzoeken. In haar in juli uitgebrachte kritische evaluatierapport stelde zij dat het CDA een ‘zelfgenoegzame bestuurderspartij’ was geworden, wat ten koste was gegaan van de ideologische uitstraling. De christendemocratische beginselen dienden weer duidelijk tot uiting te komen in de politieke koers. Verder moest de invloed van de leden binnen de partij worden vergroot, bijvoorbeeld door middel van een ledenraadpleging.

Partijcultuur

Na de zware nederlaag bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1994 had het CDA een commissie ingesteld onder leiding van oud-minister Til Gardeniers, die de uitslag moest evalueren. In haar rapport constateerde zij onder meer dat in het verzakelijkte, geprofessionaliseerde en primair op het openbaar bestuur gerichte CDA het debat in het gedrang was gekomen. De leden dienden in een ‘open discussieklimaat’ weer bij het interne partijdebat te worden betrokken en ook meer invloed in de partij te krijgen. De omslag naar een levendige discussiecultuur verliep echter niet makkelijk, aldus partijvoorzitter Hans Helgers. ‘Het gemiddelde lid van het CDA wijkt nu eenmaal af van die van de PvdA of de VVD. Wij kunnen een, naar ons gevoel, buitengewoon geanimeerde discussie hebben gehad, terwijl de buitenstaander zegt: wanneer komt de discussie? Bij ons gelden totaal andere politieke codes en omgangsvormen.’ Ondanks de angst die er bestond voor tweespalt als gevolg van het interne debat, lukte het Helgers de 'democratisering' van de partijorganisatie in gang te zetten. Daarbij kreeg hij steun van de in 1996 opgerichte ‘Confrontatie met de toekomst’, een vernieuwingsbeweging van jongere partijleden die zich met de binnen het CDA opmerkelijke benaming – ‘Confrontatie’ – tooide.

Europa

In de jaren negentig ging de toetreding van conservatieve partijen tot de EVP en haar fractie in het Europees Parlement door, tot groot ongenoegen van het CDA. Na de Europese verkiezingen van 1994 werd de samenwerking met de Britse conservatieve europarlementariërs voortgezet. Na de uitbreiding van Europese Unie (EU) een jaar later traden de Zweedse en Finse conservatieve partijen als lid toe, evenals de christendemocratische Österreichische Volkspartei (ÖVP). Net als de Christlich Demokratische Union (CDU) wilde zij zoveel mogelijk centrumrechtse en conservatieve partijen toelaten – ook uit het postcommunistische Midden- en Oost-Europa –, zodat de EVP-fractie de grootste in het Europees Parlement zou worden.