Organisatie 1994 - 2001

Rapport van de evaluatiecommissie Gardeniers, 1994.
Rapport van de evaluatiecommissie Gardeniers, 1994.

Na de zware nederlaag bij de Tweede Kamerverkiezingen in mei 1994 stelde het partijbestuur een commissie in onder leiding van oud-minister Til Gardeniers om de oorzaken daarvan te onderzoeken. In haar in juli uitgebrachte kritische evaluatierapport stelde zij dat het CDA een ‘zelfgenoegzame bestuurderspartij’ was geworden, wat ten koste was gegaan van de ideologische uitstraling. De christendemocratische beginselen dienden weer duidelijk tot uiting te komen in de politieke koers. Verder moest de invloed van de leden binnen de partij worden vergroot, bijvoorbeeld door middel van een ledenraadpleging.

De organisatorische aanbevelingen van de commissie-Gardeniers werden geïntegreerd in het later dat jaar gepresenteerde rapport Herkenbaar en slagvaardig van de commissie geleid door Leendert Klaassen, burgemeester van Zuidhorn. Deze was ingesteld om de partijorganisatie tegen het licht te houden. Teneinde ‘de partijcultuur te vitaliseren en het volkspartijkarakter van onze partij te versterken' moest onder andere het partijbestuur worden gehalveerd en de partijvoorzitter en de lijsttrekkers voor de Tweede Kamer- en Europese verkiezingen rechtstreeks door de leden worden verkozen. Zo zou de slagvaardigheid worden vergroot, de centralisatie verminderd en de achterban meer bij de besluitvorming betrokken worden, aldus de commissie. Al snel werd het ‘Kern Dagelijks Bestuur’ (dat in 1987 in de plaats was gekomen van het presidium) afgeschaft en het partijbestuur verkleind. In de jaren 1997-2000 maakten de inmiddels 19 Kamerkringen plaats voor 12 provinciale afdelingen. Het voorstel van de commissie-Klaassen om de leden meer bij de partij te betrekken door ledenraadplegingen, riep daarentegen hier en daar weerstand op.

In deze periode hield de daling van het ledental aan. Begin 1994 had het CDA zo’n 107.000 leden, in 2001 ongeveer 80.000. In 1996 was de werkgroep Politieke partij nieuwe stijl ingesteld, die het partijlidmaatschap aantrekkelijker moest maken en de actieve participatie bevorderen.

Ongeveer tegelijkertijd riep het partijbestuur de Commissie Participatie en Integratie in het leven, met als voorzitter van Gerda Verburg. In haar rapport Meer partij met vrouwen constateerde de commissie dat het CDA op dit vlak niet voorop liep; zij stelde daarom een ‘deltaplan’ voor dat tot meer vrouwen op allerlei posities in en voor het CDA moest leiden. Zo zou de kandidatenlijst voor de Tweede Kamerverkiezingen in 1998 voor 40% uit vrouwen dienen te bestaan, wat overigens niet lukte.

In 2001 kwam de commissie Partijontwikkeling, die werd geleid door dagelijks bestuurslid Koos Janssen, met voorstellen om het CDA moderner en laagdrempeliger te maken. Zo wilde de commissie het partijlidmaatschap ‘differentiëren’, door aan het standaard-partijlidmaatschap het proeflidmaatschap, digitale lidmaatschap en meerpersonen-lidmaatschap toe te voegen. Verstrekkend waren de voorstellen tot vergroting van de ledeninvloed, door de invoering van meervoudige voordrachten (bijvoorbeeld bij de verkiezing van de partijvoorzitter) en het beginsel van 'one-person-one-vote.' Wanneer dat principe – al in 1994 door de commissie-Klaassen voorgesteld – zou worden geïntroduceerd, konden partijraad en congres worden vervangen door één ‘centrale ledenvergadering’, aldus de commissie. Daarmee zou aan de getrapte interne democratie die het CDA sinds zijn oprichting heeft gekend, een einde komen. In november 2001, vlak na het aantreden van de nieuwe partijleider Jan Peter Balkenende, werd hierover besloten.

In 1995 kreeg het CDA zijn eigen emailadres: cda @ pop.pi.ne. Een jaar later ging de website van de partij online, die maandelijks 2750 bezoekers trok.

 

Cover van het eenmalig uitgegeven magazine Vrouw & Politiek
Eenmalig uitgegeven magazine over vrouwen in de christendemocratische politiek.
Voorzitter Verburg van de Commissie Participatie en Integratie.
Voorzitter Verburg van de Commissie Participatie en Integratie.