Naar aanleiding van de Tweede Kamerverkiezingen van 15 februari 1967, waarbij zij samen zeven zetels verloren, besloten KVP, ARP en CHU verkennende gesprekken te starten over samenwerking. De ‘Groep van Achttien’ onderzocht in hoeverre er overeenstemming bestond over uitgangspunten en programmatische koers. Zijn niet-christenen welkom in de partij? Moest de partij kiezen voor vooruitstrevende politiek? Beide onderwerpen, grondslag en koers, zouden het gehele fusieproces belangrijk blijven.
In maart 1968 pleitte de Groep van Achttien voor een partij die zich exclusief baseert op het christendom, maar die ook openstaat voor andersdenkenden. Het rapport werd gunstig ontvangen, maar voor verdere stappen achtten de drie partijen de tijd nog niet rijp. Nadat de partijen in bij de Tweede Kamerverkiezingen van 28 april 1971 opnieuw een fors verlies hadden geleden (elf zetels), werd een nieuwe commissie gevormd. Deze ‘Contactraad’ bracht in juni 1972 de nota Op weg naar een verantwoordelijke maatschappij uit. Piet Steenkamp (KVP) presenteerde hierin de zogeheten ‘antwoordfilosofie’: het samenbindende element van de partij is een politiek programma dat als antwoord op de evangelische oproep wordt geformuleerd. Met name onder protestanten werd deze formule enthousiast ontvangen: op eigentijdse wijze werd zo de politieke relevantie van het geloof verwoord.
Het fusieproces werd echter in juli 1972 doorkruist door de val van het kabinet-Biesheuvel. Bij de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen van 29 november verloren de partijen gezamenlijk, ondanks een kleine winst voor de ARP, voor de derde keer op rij. Dit maakte de noodzaak van een fusie nog eens extra duidelijk. Een complicatie was dat in het kabinet-Den Uyl, dat in mei 1973 tot stand kwam, ministers van KVP- en ARP-huize zitting namen, terwijl de CHU voor de oppositie koos. Toch werd op 23 juni 1973 het CDA opgericht als ‘pre-federatief verband’. Op 8 oktober werd het CDA-Vrouwenberaad opgericht.
In december 1973 namen de drie partijen het besluit om met kleine stappen toe te werken naar één kandidatenlijst bij de voor 1977 geplande verkiezingen voor de Tweede Kamer. Het federatieve CDA zou zelfstandig ‘directe’ leden kunnen werven, terwijl de oude partijen voorlopig bleven bestaan. De CHU stemde in met dit groeimodel, maar maakte wel een voorbehoud: de bes
lissing om tot één lijst te komen moest uiteindelijk worden genomen ‘tegen de achtergrond van de feitelijke politieke situatie’. Met deze ‘politieke hypotheek’ wilde de CHU voorkomen dat het CDA zich te zeer verbond aan het kabinet-Den Uyl. Desondanks stemden de drie partijen in het voorjaar van 1975 in met de oprichting van het federatieve CDA. Uit onvrede met de gang van zaken richtten onder meer behoudende leden van ARP en CHU de Reformatorische Politieke Federatie (RPF) op. Aan de basis ontwikkelde de christendemocratische samenwerking zich inmiddels voortvarend: bij de Provinciale Statenverkiezingen van 27 maart 1974 boekte het CDA in veel provincies met één lijst hoopvolle resultaten.
Tijdens het eerste CDA-congres in augustus 1975 stelde ARP-leider Willem Aantjes, die vreesde dat het CDA een kleurloze middenpartij werd, nog één keer de grondslag aan de orde. In zijn ‘Bergrede’ deed hij een emotionele oproep tot christelijk-sociale politiek. Een amendement dat CDA-vertegenwoordigers verplichtte het christelijke uitgangspunt uit te dragen, werd echter door KVP en CHU verworpen. De meerderheid wilde dat ook niet-christenen, die zich konden vinden in het CDA-programma, welkom waren in de partij.
De wording van het CDA werd hierna niet meer vertraagd. Vanaf mei 1976 opereerden de drie fracties in de Tweede Kamer veelal gezamenlijk. Dries van Agt, de eerste lijsttrekker van het CDA, pleitte in december 1976 voor een middenkoers. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 25 mei 1977 kwam er een einde aan de electorale neergang van de christendemocratie: het CDA wist één zetel winst te boeken. Na de vorming van het kabinet-Van Agt kwam het CDA niet meer in gevaar. Op 11 oktober 1980 kwam het CDA definitief tot stand en waren KVP, ARP en CHU geschiedenis. Het Christen Democratisch Jongeren Appel (CDJA) werd op 19 januari 1981 opgericht en op 21 november 1981 herdoopte de partijraad de op 15 december 1977 gevormde Stichting Studiecentrum CDA om tot Wetenschappelijk Instituut voor het CDA.