Christelijk-Historische Unie

Tilanus spreekt het congres van de CHU toe in 1968
CHU-voorzitter Tilanus sr. tijdens zijn feestrede bij de viering van het zestigjarig bestaan van de partij.

Op 9 juli 1908 werd de Christelijk-Historische Unie opgericht. De CHU was het resultaat van een fusie tussen de Christelijk-Historische Partij en de Bond van Kiesvereenigingen op Christelijk-Historischen grondslag in de provincie Friesland. Het ontstaan van de CHU kende een lange aanloop. Het begin lag bij de breuk in de ARP in 1894. Directe aanleiding was een conflict rond de uitbreiding van het kiesrecht, waarbij ARP-leider Abraham Kuyper tegenover jonkheer Alexander Frederik de Savornin Lohman kwam te staan. Daarnaast speelde verschil van mening over partijdiscipline een rol. Volgens Lohman zaten de afgevaardigden niet primair in de Kamer om het partijbelang te behartigen, maar het algemeen belang. Aangezien uit de Bijbel geen staatkundig beleid kon worden afgeleid, stond het de CHU-Kamerleden vrij hun eigen positie te bepalen. Het ontbreken van fractiediscipline was een blijvend kenmerk van de CHU.

De CHU trok haar leden en kiezers vooral uit het orthodox-hervormde segment van de Nederlandse Hervormde Kerk. De Unie was in het hervormde verenigingsleven slechts één vereniging tussen vele, en geen spin in het web zoals de ARP in het gereformeerde verenigingsleven. De leden ontleenden hun identiteit eerder aan de kerk dan aan de partij.    

CHU speldje
CHU-speldje.

Na de Tweede Wereldoorlog werd de CHU van twee kanten bedreigd. Enerzijds door de aanhangers van de ‘doorbraakbeweging’, die de verstarde verzuilde politieke verhoudingen wilden doorbreken, en anderzijds door de voorstanders van een fusie met de ARP. Op de algemene vergadering in februari 1946 leden de vernieuwers een duidelijke nederlaag. Een deel sloot zich vervolgens aan bij de PvdA. De eerste naoorlogse Tweede Kamerverkiezingen op 17 mei 1946 leverden de CHU acht zetels op. De kiezers hadden daarmee het voortbestaan van de Unie bevestigd.

De CHU onderschreef Kuypers antithese niet, waarin de christelijke levensbeschouwing tegenover een niet-christelijke, ‘moderne’ visie stond, maar een variant die zich beperkte tot het politieke vlak. Zolang er partijen waren die de christelijke grondslag van Nederland niet erkenden, waren christelijke partijen noodzakelijk en dienden die één lijn te trekken en christelijke kabinetten na te streven. De beperking lag in het feit dat deze benadering niet gebruikt kon worden om een onderscheid te maken tussen christenen en niet-christenen. Christenen die op een niet-christelijke partij stemden, hielden niet op christen te zijn. Al voor de Tweede Wereldoorlog kwam hierin verandering, toen de CHU aan kabinetten met niet-christelijke partijen deelnam – wat na 1945 staande praktijk werd. Vanaf de jaren vijftig werden in de partij allerlei leerstukken voorzichtig ter discussie gesteld, zoals het protestantse karakter van Nederland. Veel vernieuwers streefden een evangelische partij na, waarin het handelen vanuit het evangelie belangrijker was dan het erkennen van het evangelie als grondslag.

De tegenvallende uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen van 15 februari 1967 gaf ruim baan aan de vernieuwers. De partij moest worden geprofessionaliseerd, gebruik gaan maken van moderne campagnemethoden en een politiek programma opstellen. Ook werd besloten tot samenwerking met de ARP en de KVP. Bij de discussie over de grondslag van een nieuw te vormen christendemocratische partij nam de CHU een middenpositie in. De oppositionele rol van de Unie in de periode 1973-1977, toen de ARP en KVP het kabinet-Den Uyl feitelijk steunden, had een remmend effect op de fusiegesprekken. Dat gold in het bijzonder voor de zogeheten ‘politieke hypotheek’, waarbij de CHU de beslissing om met een gezamenlijke lijst met ARP en KVP bij de eerstvolgende Kamerverkiezingen uit te komen, afhankelijk maakte van de concrete politieke situatie van dat moment. De Unieraad haalde in december 1975 echter hieruit de angel, toen werd besloten dat de beoordeling van het kabinet-Den Uyl de christendemocratische eenwording niet in de weg mocht staan. Op de laatste algemene vergadering van de Unie op 13 september 1980 hief de CHU zich op.

 

Foto van CHU congres in 1967
Algemene vergadering van de CHU in 1967.

                                                                                                                                                            Terug naar voorgeschiedenis CDA

Publicaties en bronnen