Verkiezingen en regering 1977 - 1982

Van Agt en Wiegel achter de regeringstafel in de Tweede Kamer, 1979.
Van Agt en Wiegel achter de regeringstafel in de Tweede Kamer, 1979.

Aan de Tweede Kamerverkiezingen van 25 mei 1977 deden ARP, CHU en KVP voor het eerst mee met één kandidatenlijst en een gemeenschappelijk program. KVP‘er Dries van Agt voerde de lijst aan, die evenwichtig was samengesteld met kandidaten van de drie partijen. Van Agts charmante verschijning en ingehouden katholicisme maakten hem aanvaardbaar voor veel protestantse partijgenoten. Het belangrijkste doel was om één nieuwe partij uit drie ‘bloedgroepen’ te smeden en de reeks electorale nederlagen te stoppen. Daarin slaagde de verkiezingscampagne, die het CDA 49 zetels opleverde. Dat waren er weliswaar vier minder dan de PvdA, maar voldoende om weer een politieke factor van betekenis te zijn. Omdat VVD en PvdA niet met elkaar wilden regeren vanwege van hun tegengestelde sociaal­economische visie, kon het CDA twee kanten op.

De CHU en een groeiend deel van het KVP zagen geen heil in samenwerking met de PvdA, na de moeizame samenwerking in het kabinet-Den Uyl. De niet-aflatende drang tot maatschappelijke veranderingen en de uitdijende overheidsuitgaven hadden het vertrouwen in de sociaaldemocraten geschaad. Bovendien voelde het CDA zich geen gelijkwaardige partner. Toen de formatieonderhandelingen met de PvdA knapten, vond het CDA in de kleinere VVD een gewillige partner. In het Haagse restaurant Le Bistroquet smeedden Van Agt en VVD-leider Hans Wiegel, die het goed met elkaar konden vinden, een coalitie. Het eerste kabinet-Van Agt van CDA en VVD, dat eind 1977 aantrad, bleef niettemin kwetsbaar. Zes, later zeven CDA-Kamerleden (‘loyalisten’) steunden niet onvoorwaardelijk het nieuwe kabinet, omdat ze meer hervormingen wensten.

In weerwil van het ‘ethisch reveil’ dat Van Agt in de verkiezingscampagne had aangekondigd, moest zijn eerste kabinet zich vooral met economische problemen bezighouden, vanwege de enorme toename van het aantal werklozen en arbeidsongeschikten (WAO’ers). Het kabinetsbeleid (‘Bestek ‘81’) was gericht op economisch herstel door forse bezuinigingen op de overheidsuitgaven en de matiging van de inkomens. Minister van Financiën Frans Andriessen trad in 1980 af toen het kabinet zijn strengere bezuinigingsbeleid niet steunde. Op ethisch vlak moest de abortuswet aangepast worden. Het CDA wilde de ruimte voor abortus veel meer beperken dan de PvdA en de VVD. Uiteindelijk concludeerde premier Van Agt dat de samenleving slechts een bepaalde morele draagkracht kon opbrengen die niet per wet opgelegd kon worden, en accepteerde hij een ruimere abortusregeling.

Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 26 mei 1981 verspeelde de coalitie nipt haar meerderheid, maar het CDA werd wel de grootste partij omdat de PvdA fors verloor. Beide partijen waren tot elkaar veroordeeld en vormden met D66 het tweede kabinet-Van Agt. Al na zo’n negen maanden viel de coalitie uiteen, door het ontbreken van elke chemie tussen premier Van Agt en vice-premier en PvdA-leider Joop den Uyl, en doordat de PvdA verdere bezuinigingen afwees. Het kortstondige derde kabinet-Van Agt van CDA en D66 bereidde de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen van 8 september 1982 voor. De PvdA werd weer de grootste partij, maar CDA en VVD verwierven weer een meerderheid. Een vermoeide Van Agt had de onderhandelingen aan Tweede Kamerfractievoorzitter Ruud Lubbers overgelaten en zou kort daarna de landelijke politiek verlaten.

 

Protest tegen de abortuswet in 1981.
Minister Andriessen, hier nog met koffertje op Prinsjesdag 1978, verliet het kabinet voortijdig.
Minister Andriessen, hier nog met koffertje op Prinsjesdag 1978, verliet het kabinet voortijdig.