Europa 1977 - 1982

Europees lijsttrekker Beumer op campagne in 1979.
Europees lijsttrekker Beumer op campagne in 1979.

Op 7 juni 1979 werden er in de negen lidstaten van de Europese Gemeenschap (EG) voor het eerst rechtstreekse verkiezingen gehouden voor het Europees Parlement. De ARP, CHU en KVP namen hieraan met één kandidatenlijst als CDA deel. Aanvankelijk hadden de protestanten en katholieken behoorlijk over Europa van mening verschild. De ARP en CHU vereenzelvigden zich nogal met de zelfstandige pro­testantse Nederlandse natie en vreesden dat een verenigd Europa een katholiek karakter zou krijgen. Toch stemden zij in 1951 in met de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) en in 1957 met de Europese Economische Gemeenschap (EEG) – net als de KVP.

De KVP was van meet af aan wèl uitgesproken positief over Europese eenwor­ding. Als gevolg van hun eeuwenlange achterstelling identi­ficeerden de zich op Rome oriënterende katholieken zich minder sterk met de (overwegend protestantse) Nederlandse natie. Bovendien leek het katholieke subsidiariteitsbeginsel een goede richtlijn bij de verdeling van bevoegdheden tussen het Europese en nationale niveau. In haar verkiezingsprogramma van 1952 toonde de KVP zich voorstander van een ‘federaal Europa’, met behoud van het ‘nationaal-eigene’. ARP en CHU scho­ven al snel in deze richting op. Zij zagen in dat nauwere Europese samenwerking op handelsgebied de naoorlogse eco­nomische weder­op­bouw van Nederland zou bevorderen en dat die tijdens de Koude Oorlog ook een dijk kon opwerpen tegen de communistische Sovjet-Unie. Vanaf de jaren zestig zaten de drie partijen wat betreft Europa op dezelfde federale lijn, wat in het beginselprogramma van het CDA van 1980 tot uitdrukking kwam in het streven naar ‘een verenigd Europa’.

Een eigen verkiezingsprogramma had het CDA in 1979 niet; de partij onderschreef zonder veel enthousiasme het manifest van de Europese Volkspartij (ESticker CDA/EVP Europese verkiezingen 1979VP). Dat stelde zich een federaal Europa ten doel, maar was verder door toedoen van de Christlich Demokratische Union (CDU) nogal behoudend. De EVP, waarbij de christendemocratische partijen uit de lidstaten van de EG (waarin de EGKS en de EEG waren opgegaan) waren aangesloten, was in 1976 opgericht. ARP, CHU en KVP waren uitgesproken voorstanders van zo’n Europees partijverband, maar hadden er grote moeite mee dat de EVP de band tussen het Evangelie en de politieke opstelling niet sterker benadrukte – waarvoor het CDA in oprichting juist wel had gekozen. Door toedoen van de CDU werd de aanduiding ‘christelijk’ niet in de naam van de EVP opgenomen; de Nederlandse partijen moesten het doen met de ondertitel ‘Federatie van christen-demokratische partijen in de Europese Gemeenschap’. Ook het streven van de Duitse christendemo­craten om in het Europees Parlement nauw samen te werken met de conservatieven beviel het CDA niets.

Lijsttrekker van het CDA in 1979 zou KVP-voorzitter Wim Vergeer worden. Na het plotselinge vertrek van ARP’er Willem Aantjes als Tweede Kamerfractievoorzitter in november 1978 dreigde een oververtegenwoordiging van de katholieke ‘bloedgroep’ binnen het CDA – Aantjes’ opvolger Ruud Lubbers en premier Dries van Agt waren beiden van KVP-huize. Vervolgens werd de relatief onbekende antirevolutionair Bouke Beumer lijstaanvoerder. Onder zijn aanvoering werden de Europese verkiezingen voor het CDA een groot succes: met tien van de 25 Nederlandse zetels werd het de grootste partij.

 

Voorkant verkiezingsprogramma EVP 1979.
Verkiezingsprogramma EVP 1979.
Man fietsend voor verkiezingsbord met oproep om te gaan stemmen.
De Nederlandse overheid deed erg haar best om de kiezers op te roepen te gaan stemmen bij de eerste Europese verkiezingen.